Boeroe familie Tammenga
Henderijkes Jacobs Tammenga, bakker, metselaar en catechiseermeester, geboren op 27 juli 1815 te Leens, Groningen, is in november 1848 aangekomen in Suriname met zijn vrouw Grietje Werkman en twee kinderen Jacob Rentjes (1837-1867) en Reinbertus Aloysius (1841-1922).
Voor Ds. Van den Brandhof gaat Tammenga in het voorjaar van 1849 terug naar Nederland om kapitaalkrachtige gezinnen voor de kolonisatie te werven. Dit lukt niet, het neemt veel tijd en geld in beslag en Van den Brandhof verzoekt hem dringend naar Suriname terug te keren. Dit gebeurt pas na de zomer van 1850.
Grietje overlijdt in september 1851 te Groningen, Suriname. en Henderijkes verlaat in april 1852 het kolonisatiegebied.
In Paramaribo vatte Hendrijkes zijn oud vak van bakker weer op en kocht een stukje grond groot 18 H.A., tegenover het oude mannen- en vrouwenhuis Boniface, in de wandeling bekend onder den naam van Landsgrond. Dat stuk grond met het huis er op is in de familie gebleven tot zeker 1924
Als bakker had hij een goeden naam. Onder ‘t bestuur van Gouverneur Schimpf, toen er voedselschaarste heerste in de kolonie, bracht hij maisbrood in den handel. Hij wist dat zoo smakelijk te bakken, dat de bevolking het met graagte nuttigde. (J.J. Leys, 16 april 1922)
Henderijkes hertrouwt eind 1852 met de weduwe van Gart Jan Loor, Frederika Dobbenberg. Frederika verlaat het kolonisatiegebied in september 1852.
Zij krijgen twee kinderen, Jan (1857-1920) en Cornelia (1862-1937).
Henderijkes Tammenga overlijdt al in 1864, 49 jaar oud, als bakker-boer. Frederika overlijdt op 77-jarige leeftijd in 1902. In 1895 heeft ze 3 ha grond en 4 runderen in bezit.
Alle kinderen groeien op en krijgen zelf ook kinderen.