10e Boeroe Kon Makandra 2012, Soest
Beste boeroes en andere belangstellenden,
Hieronder enkele indrukken van de 10e BKM op Zondag 10 juni 2012 in StayOkay Soest.
De Stichting Boeroe Kon Makandra vierde dit jaar 167 jaar Boerenkolonisatie Voorzorg.
Deze reünie vond plaats in het StayOkay Hostel aan de Bosstraat in Soest. Deze locatie is inmiddels vertrouwd voor de organisatie van de BKM. Iin het afgelopen jaar is het Hostel volledig verbouwd en gerenoveerd. Voor iedereen was het nieuwe en frisse uiterlijk van de locatie een aangename verrassing.
De gasten werden om 10.30 uur ontvangen met koffie, thee en gebak. Ondanks de weersvoorspellingen was het een stralende dag met een aangename temperatuur, waardoor gretig gebruik gemaakt werd van het terras. Net als vorige jaren werden de aanwezigen voorzien van een naamsticker en bekeek men elkaar, op zoek naar iets van herkenning.
Er waren ca. 70 deelnemers, afkomstig o.a. uit Nederland, Suriname, Brazilië, België en Canada. Ook dit jaar waren er weer nieuwe gezichten van mensen die voor de eerste keer aanwezig waren.
Na de koffie was het tijd om naar de andere zaal te vertrekken. Hier heette Gerbrand van Brussel de aanwezigen welkom. Hij gaf een overzicht van de activiteiten van de Stichting Boeroe Kon Makandra. Paul Droog vertelde over de vorderingen die gemaakt zijn met het vervolledigen van de stambomen.
Daarna werd het woord gegeven aan Prof. R.R.P. de Vries en Prof. J.T. van Dissel (LUMC, Leiden). Prof. de Vries had tijdens de BKM van 2004 al verteld over het bloedonderzoek bij nakomelingen van de boeroes om na te gaan of er erfelijke factoren een rol speelden bij de overleving van de epidemie na aankomst op Voorzorg. Door deze epidemie vonden 189 van de 384 kolonisten de dood vrij kort na aankomst op Voorzorg in 1845.
Bijna veertig jaar geleden was de Leidse hoogleraar René de Vries huisarts in het Surinaamse Groningen. Tijdens een partijtje voetballen verscheen hij een keer in een rood hemd. Hij werd dringend verzocht een ander shirt aan te trekken. Overleden kolonisten van een buiktyfusepidemie lagen, volgens de dorpelingen, onder het voetbalveld begraven. En die hielden niet van de kleur rood. ‘Je zou je botten breken.’ Dit bracht De Vries destijds op een idee. Hij nam bloed af van afstammelingen van de kolonisten die de epidemie overleefd hadden en vergeleek hun bloed met dat van Nederlanders op HLA bloedgroep verschillen. Sommige HLA bloedgroepen versterken of verzwakken juist de afweer tegen infectieziekten. Uit het onderzoek bleek dat de afstammelingen van de overleden inderdaad beter tegen infectieziekten bestand zijn.
In de meeste geschriften die over de epidemie uit 1845 verschenen, werd uitgegaan van buiktyfus, maar Jaap van Dissel, hoogleraar Infectieziekten in het Leids Universitair Medisch Centrum, twijfelde aan die diagnose toen hij zo’n vijf jaar geleden voor het eerst van deze geschiedenis hoorde van zijn collega De Vries.
In zijn vrije tijd stortte Van Dissel zich op de zaak. Hij vlooide door oude documenten van het gouvernementssecretariaat en de correspondentie van de beheerder van de kolonisatie-poging, dominee Van den Brandhof op zoek naar interessante informatie. Deze documenten waren aanwezig in de Leidse Universiteitsbibliotheek, het Koninklijk Instituut voor Land- en Volkenkunde en het Nationaal Archief in Den Haag.
De grote besmettelijkheid, de incubatietijd, de duur van de ziekte en de zeer hoge sterfte, met name onder kinderen, komen niet overeen met de verschijnselen van buiktyfus, constateerde Van Dissel. In 1860 beschreef de geneesheer L.W.F. Tydeman, de uitbraak in een academisch proefschrift. Volgens hem stierven de meeste slachtoffers in ongeveer een week, maar een aantal ziektegevallen verliep zo snel dat er niets tegen te doen viel. Sommigen overleden binnen enkele dagen aan de ziekte, een tempo dat volgens Van Dissel voor buiktyfus erg ongewoon is. Tydeman was in 1845 gedetacheerd ter waarneming van de geneeskundige dienst op de gouvernementele suikerplantage Catharina Sophia aan de Saramaccarivier en al snel betrokken bij de verzorging van slachtoffers van de epidemie.
Bij aankomst had Voorzorg meer het aanzien van een wildernis dan een plantage: van de vijftig toegezegde huizen op Voorzorg was slechts de helft betimmerd en slechts twee waren geheel voltooid. Nauwelijks tien van de beloofde tweehonderd hectare grond was ontgonnen. Het geheel maakte zo’n slechte indruk op de kolonisten, dat een klein oproer ontstond en zij aanvankelijk weigerden van boord te gaan en hun goederen te laten lossen. Maar ze hadden geen keus.
Opeengepakt met zeven tot tien personen in de kleine woningen, behielpen de kolonisten zich met meelpap en spekvet, gebruikmakend van het rivierwater dat niet deugde voor consumptie daarbij hadden ze last van bosratten. Binnen twee weken na aankomst brak een epidemie uit, waaraan de helft van de bijna vierhonderd kolonisten bezweek.
Onderzoek aan stoffelijke resten zou mogelijk uitkomst bieden, maar de plaats waar de slachtoffers van de epidemie destijds waren begraven was onbekend. Op basis van oude brieven van het Gouvernement en enkele oude schetsen werd een hypothese opgesteld waar de lichamen begraven moesten zijn: niet onder het voetbalveld of op de plantage Voorzorg, maar op een braakliggend veld vlak ten noorden van de huidige begraafplaats van Groningen. De Stichting Boeroe Kon Makandra in Nederland en de Stichting Sranan Boeroe in Suriname waren enthousiast over het plan om de stoffelijke resten op te graven en na te gaan of de veroorzaker van de epidemie te achterhalen was.
Er werden op de door Van Dissel en De Vries aangewezen plek ongeveer zestig graven blootgelegd. Alle doden waren netjes in een kist begraven, al zijn daar nog slechts de grondsporen van terug te zien. Geen massagraf dus. Dat past goed bij de streng Hervormde gemeenschap waaruit de slachtoffers afkomstig waren, en dat komt ook overeen met de historische gegevens. Zo schrijft de beheerder van de kolonisatie, dominee Van den Brandhof, in augustus 1845, daags na het overlijden van de vrouw van de hoofdonderwijzer Van Hateren, ‘… terwijl ik dit schrijf hoor ik het oorverdovende, doch voor mij zoo aangename geraas en geklop van een 40 timmerlieden op verschillende plaatsen. Hoe vrolijk zou mij dit stemmen, indien die geluiden niet vermengd waren met de schaaf die de kistplanken voor de drie hedennacht gevallen slachtoffers glad maakt.
Van zeventien lichamen werden tanden bemonsterd voor DNA-onderzoek. Met dit erfelijk materiaal gaat Eveline Altena, promovenda op het laboratorium van de Leidse hoogleraar Peter de Knijff, en een medewerkster -hoogleraar Malti Adhin van Anton de Kom vaststellen of het om mensen van Nederlandse afkomst gaat. Van Dissel: “We hopen natuurlijk ook DNA van de ziekteverwekker terug te vinden. Die kans is zeker aanwezig. Als mensen dood gaan aan een bacteriële infectie, dan komt de bacterie vaak in het bloed en daarmee in de tandwortels terecht. Daaruit kan het eeuwen later nog geïsoleerd worden, als stukjes DNA. Dat was bijvoorbeeld het geval bij slachtoffers van de Europese pestepidemieën.” Mocht een virus de epidemie veroorzaakt hebben, dan wordt er waarschijnlijk niets gevonden. Virussen gebruiken voor hun erfelijke informatie vaak het kwetsbaarder RNA, dat allang is afgebroken. “In dat geval zou een epidemie van gele koorts het meest waarschijnlijk zijn, maar die trof de overlevenden enkele jaren later, in 1851, en valt af. Maar ik denk ook niet dat het een virus is geweest, omdat er zoveel slachtoffers zijn gevallen.
De uitslag kan nog wel een jaar op zich laten wachten. Op grond van alles wat hij over de epidemie heeft gelezen denkt Van Dissel dat de Shigella-bacterie wel eens de boosdoener zou kunnen zijn. Deze bacterie veroorzaakt een darmontsteking en gaat gepaard met heftige, soms bloederige diarree. Ook Tydeman noteert in zijn proefschrift dat veel zieken diarree hadden die ‘spoedig een sanguïnolent (bloederig, red.) karakter kreeg’. Als mensen voldoende vocht krijgen toegediend is Shigellose meestal niet dodelijk, maar in primitieve omstandigheden en tropische hitte is dat wel anders. Van Dissel: “De Shigella-bacterie is erg besmettelijk, er zijn er maar weinig van nodig om iemand ziek te maken. En snelle overdracht van ziekte kenmerkte juist deze epidemie. Je ziet ook dat er tijdens deze epidemie vooral kinderen en ouderen zijn overleden, wat bij Shigellose vaak het geval is, want dat zijn degenen die het snelst aan uitdroging sterven.” Maar ook andere infecties, zoals Leptospirose, behoren zeker tot de mogelijkheden.
De onderzoekers zullen ook nagaan hoe de slachtoffers genetisch in elkaar zaten. Dat is een mooie aanvulling op het onderzoek dat De Vries eerder deed, en waarover hij in 2004 bij de BKM verteld heeft. Van Dissel: “Het idee is dat de slachtoffers andere typen HLA hebben dan de mensen die de epidemie overleefd hebben. Nu hopen we te bevestigen dat bepaalde HLA-factoren mensen inderdaad juist kwetsbaar maakten voor de ziekteverwekker.” De opgravingen zijn beëindigd en het grafveld is weer in de oorspronkelijke staat hersteld. Ter afsluiting van de expeditie hebben de betrokken artsen en archeologen een partijtje gespeeld op het nabijgelegen voetbalveld in Groningen. Nu de begraafplaats van de overleden kolonisten eindelijk gevonden is, kon De Vries met een gerust hart in een rood hemd spelen.
Na de presentaties werd buiten de jaarlijkse groepsfoto gemaakt.
Hierna was het tijd een traditionele Surinaamse maaltijd, vakkundig klaargemaakt door het keukenpersoneel van StayOkay, met de hulp van enkele gouden tips van Daisy. Eerst was er een kippensoep, gevolgd door bami met kip-saté en tenslotte een ijs-toetje.
Na de maaltijd werden lootjes verkocht voor de loterij, het hoogtepunt van elke BKM. Ook dit jaar waren er weer prachtige prijzen, waaronder bojo’s (grote en kleinere), orgeade, veel andere gedoneerde kado’s, veelal vanuit Brazilië. Toen een van de bojo’s terug dreigde te gaan naar de maakster ervan, werd de lekkernij onder opbod verkocht. Er werd flink geboden, en een mooi bedrag toegevoegd aan de opbrengst van de loterij.
Na de loterij werd er nog uitvoerig verder bijgepraat en gebladerd en gekeken in de tentoongestelde documentatie, tot het tijd werd om huiswaarts te keren.
Dankzij de inzet van bestuur en vrijwilligers kan teruggekeken worden op een zeer geslaagde 10e Boeroe Kon Makandra.
Namens de Stichting BKM, Gerbrand van Brussel, Paul Droog, Daisy van der Wiel, Gerda Pieters en Frank Veldhuizen, willen wij iedereen bedanken voor het zeer geslaagd feest.