De Ware Tijd
Weekeditie 10 juni / 16 juni 2005

DeWareTijdjuni2005Aay baya!

door Nellie Bakboord

160 jaar Buru Konmankandra

‘Fawaka’ hoor ik en met een ruk draai ik me belangstellend om. De spreker was een spierwitte oude man en de begroeting heel Surinaams. Zo Surinaams dat het alleen afkomstig kon zijn van een echte Surinamer. En dat was die meneer ook. Een echte ‘witte’ Surinamer. Een Buru.

‘Jij bent geen Surinamer toch’, vervolgt de gastheer met onvervalst Surinaams accent terwijl hij de gasten verwelkomd. Ik betrap mezelf erop dat, ondanks sinds jaar en dag Buru’s in Suriname wonen, ik toch nog steeds verrast opkijk wanneer ik ze zie en Surinaams hoor spreken. Stom natuurlijk want Buru’s zijn net als ik, Srananmans. Hun accent is, ondanks sommige alweer 52 jaar in Holland wonen, authentiek Surinaams gebleven. Verrukkelijk! Het is nog vrij vroeg in de morgen als ‘het gevecht’ al begint wie het meest Surinaams is. Niemand wint. Later blijkt dat alle aanwezige Buru’s trots zijn op hun Surinaamse afkomst.
De jaarlijkse Buru konmakandra werd voor de 4e keer georganiseerd.
Deze keer wel dicht bij Paleis Soestdijk. Zou de omgeving bewust gekozen zijn? Het zou me niks verbazen. Surinaamse Buru’s willen elkaar ontmoeten maar het liefst dicht bij de woning van hun voormalige koningin van Oranje. Ik span niet.

Overal bekende namen, pronkend op badges. Van Brussel, Loor, van Ravenswaay, Stolk, Rijsdijk, van Dijk, Veldhuizen en een enkele Sloot.
Zou het? Is de familie van Brussel in de meerderheid of zie ik ze vliegen?
Achter me hoor ik enthousiaste kreten van herkenning en over en weer worden brasa’s uitgedeeld. De organisatie heeft het goed gedaan. Het programmaonderdeel, ‘bijpraten’ stond twee keer op de agenda. In ‘bijpraten’ gaat heel wat tijd zitten want bij alle Surinamers gaat dit gepaard met dikke bosi’s en bigi brasas. Deze behoefte was buitengewoon groot.

Ik geef mijn ogen goed de kost en zie overal gelukkige uitdrukkingen op de pinpinni gezichten van de Buru’s waarvan de meeste reeds op leeftijd. Ook Nouti die zo boeiend kan vertellen over vroeger. Allen volbloed Buru.

Niet merkwaardig, want ze trouwden onderling. En niet vanwege het kapitaal want ze waren onvermogend. Straatarm vertrokken zij, toen ze emigreerden. ‘Onze voorouders leefden in gemeenschappen bij elkaar’, vertelt een organisator later op de middag. ‘Zij waren de enige stervelingen in Groningen. Bij sommige families, zoals die van mij, stam je van vaders en moeders kant van dezelfde familie’. Ik bekijk hem terstond onderzoekend aan maar voordat ik de kans krijg aan inteelt te denken legt hij alles uit. ‘Schrijf er niets over hoor’, roept hij me na, terwijl hij guitig knipoogt. Ik begrijp al gauw dat alle nakomelingen van de van Brussels echte grappenmakers zijn.

Op weg naar huis zit Marijke, mijn Buru vriendin er voldaan bij. Zij heeft veel jonge moksi Buru’s ontmoet. Buru sneysi, Buru Jampaneysi en Buru Hindostani. Zelf is zij een trotse Buru Krioro vrouw. Trots op haar kroezige krullen maar ook trots op de pinpinni’s in haar gezicht. En haar stevige boerenkuiten brengen haar waar ze wezen moet.
Marijke, een levend bewijs van geslaagde integratie.